De oorzaak van verschillen in vroege motorische ontwikkeling
Voor peuters is een goede motorische ontwikkeling een voorwaarde om aan sport en spel te kunnen meedoen. De motorische ontwikkeling speelt ook een rol bij de fysieke fitheid en kan helpen om overgewicht tegen te gaan. De vroegste ontwikkeling van motorische vaardigheden van het kind als baby (< 1 jaar) en dreumes (tussen 1 en 2 jaar) wordt vaak afgelezen aan de hand van motorische mijlpalen. Mijlpalen zijn: voor het eerst zelfstandig kunnen omrollen, rechtop zitten zonder steun, kruipen, zonder hulp opstaan en zonder hulp kunnen lopen.
Ouders van tweelingen worden voor het onderzoek van het NTR gevraagd bij te houden in welke maand elk van de tweeling deze motorische mijlpalen bereikt. De tabel laat zien wanneer de mijlpalen gemiddeld genomen door jongens en meisjes worden bereikt. Meisjes liggen – zoals met veel aspecten van de ontwikkeling – iets voor op jongens.
Motorische mijlpaal | ||||
Van rug naar buik omrollen | 6.2 | 6.2 | ||
Zitten zonder steun | 8.8 | 8.6 | ||
Op handen en knieën kruipen | 10.2 | 10.0 | ||
Opstaan zonder steun | 12.5 | 12.4 | ||
Lopen zonder steun | 15.1 | 15.0 |
Een belangrijke vraag die met tweelingonderzoek kan worden beantwoord is of deze verschillen tussen kinderen wel aan de familieomgeving kan worden toegeschreven, of dat ze ook deels door aanleg worden veroorzaakt. Door de overeenkomsten in 7492 complete eeneiige tweelingen te vergelijken met de overeenkomst in 14026 twee-eiige tweelingparen, liet promovenda Zoey Zi zien dat de helft van de verschillen in vroege motorische ontwikkeling door aanleg te verklaren is. De verwachting is dat die erfelijkheid teruggaat op genetische varianten in de aanleg van bot, spier- en vetweefsel, maar ook in de aanleg van de hersenenstructuren en de zenuwbanen betrokken bij motoriek.
Naast erfelijkheid bleek gedeelde gezinsomgeving van de kinderen ook van groot belang. Daarbij valt te denken aan (1) de beschikbaarheid van veel speelruimte binnen en buiten, speeltoestellen (baby schommels, baby klimrek, zandbak), (2) of ouders kinderen op de rug of buik leggen, (3) mate van gebruik van een Maxi-Cosi of babystoel, (4) hoeveelheid schermtijd (TV, tablet), (5) veiligheid in huis met traphekken en vensterbankbeschermers en (6) of de ouders vinden dat motorische ontwikkeling natuurlijk moet zijn of dat je die juist actief moet stimuleren. Deze en andere aspecten van de omgeving die tweelingen delen verklaarden ook nog eens veertig procent van de verschillen in de vroege motorische ontwikkeling.
Het is van belang om de rol van deze aspecten van de gezinsomgeving nader uit te zoeken, want een goede motorische ontwikkeling kan van belang zijn om als ouders je peuter en kleuter regelmatig en met vertrouwen en plezier te kunnen laten bewegen.