Nieuwsoverzicht
Scroll naar beneden om deze oude berichten te lezen
Genen van zowel moeder als baby beïnvloeden het geboortegewicht
01/05/2019
Wetenschappers hebben in een groot internationaal onderzoek 190 verbanden ontdekt tussen onze genetische code en het geboortegewicht. De directe effecten van de genen van een baby leveren een substantiële bijdrage aan het geboortegewicht. Daarnaast blijkt dat een kwart van de genetische effecten afkomstig is van de genen van de moeder die niet aan het kind werden doorgegeven. In plaats daarvan beïnvloedden deze de groei van de baby door factoren in de omgeving van de baby tijdens de zwangerschap, zoals de beschikbare hoeveelheid glucose. De onderzoekers hebben onder andere gebruik gemaakt van data van het Nederlands Tweelingen Register van de Vrije Universiteit Amsterdam (VU), dat onderdeel is van de internationale onderzoeksgroep Early Growth Genetics. De resultaten zijn gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Nature Genetics.
Laag gewicht, hoger risico
Wetenschappers weten al lang dat baby's die bij de geboorte bijzonder klein zijn, een hoger risico hebben op complicaties bij de geboorte en ook meer dan gemiddeld geneigd zijn tot het ontwikkelen van een hoge bloeddruk op volwassen leeftijd. Om de relaties tussen het geboortegewicht en dergelijke risico's voor de gezondheid te begrijpen is het noodzakelijk de bijdragen van zowel de genetica als de omgeving te begrijpen. Tot nu toe waren deze echter onduidelijk. Dit onderzoek werpt nieuw licht op dit gebied doordat wetenschappers voor het eerst duidelijk de effecten van de genetica van een moeder op het geboortegewicht van de eigen genetica van de baby weten te scheiden.
VU-hoogleraar Dorret Boomsma: “Een kind erft de helft van de genen van de moeder en de helft van de vader. Die eigen genetische aanleg van het kind is belangrijk voor het geboortegewicht. Dit onderzoek onthult de complexe balans van hoe zowel de genen van de moeder als de genen van de baby zelf de groei van de baby beïnvloeden.”
Complexe relatie tussen genen
In het onderzoek werd gekeken naar de genetische informatie van 230.069 moeders gecombineerd met het geboortegewicht van hun kind en de genetische informatie van het kind zelf. Er werd samengewerkt door de UK biobank en het Early Growth Genetics consortium. Uit de resultaten blijkt dat sommige delen van de genetische code zowel rechtstreeks via het kind als indirect via de moeder het geboortegewicht bepalen. Soms gaan de effecten van de moeder en de baby in dezelfde richting, maar bij andere genen zijn er tegengestelde effecten.
Sommige genetische effecten die de glucosewaarden van de moeder verhogen werken bijvoorbeeld om
de baby groter te maken omdat de baby dan meer insuline produceert en harder groeit. Maar wanneer diezelfde varianten via de genetische code van het kind worden een rol spelen beperken ze de hoeveelheid insuline die de baby kan produceren, waardoor de groei wordt beperkt en sommige groeibevorderende effecten van de moeder worden tegengewerkt.
Internationale samenwerking
Het onderzoek werd uitgevoerd door meer dan tweehonderd onderzoekers uit twintig landen die lid zijn van het Early Growth Genetics consortium (EGG) en werd geleid door de universiteiten van Exeter, Queensland, Oxford en Cambridge en gefinancierd door meer dan 120 instituten, waaronder de Wellcome Trust, Royal Society, Medical Research Council, Europese Unie en het National Institute for Health Research en in Nederland door NWO en ZONMW.
Onderzoek naar de relatie tussen het opleidingsniveau van ouders en het gewicht van hun kinderen
08/04/2019
Een nieuw wetenschappelijk artikel keek naar de relatie tussen het opleidingsniveau van ouders en het gewicht van hun kinderen. Het onderzoek is wereldwijd gedaan bij 143.499 tweelingen. Hun gewicht werd gecorrigeerd voor lichaamslengte (langere mensen zijn zwaarder) door hun BMI te berekenen (gewicht gedeeld door het kwadraat van lengte). Van een groot aantal deelnemers hadden de onderzoekers gegevens over BMI op meerdere leeftijden, in totaal waren er tussen de leeftijd van 1 tot 80 jaar 299.201 BMI waarnemingen. Tot een jaar of vier was er geen verband tussen het opleidingsniveau van ouders en het gewicht van hun kinderen. Daarna hadden hoger opgeleide ouders in het algemeen minder zware kinderen. Dit verband was het sterkst in maatschappijen waar veel obesitas voorkomt, in dit onderzoek waren dat Australië en Amerika. In hoger opgeleide gezinnen was bovendien de invloed van genetische aanleg op BMI kleiner.
Meer inzicht in de genetische architectuur van het welbevindenspectrum
14/01/2019
Onderzoekers van het Nederlands Tweelingen Register ontwikkelden een nieuwe methode waardoor meer inzicht verkregen is in de genetische architectuur van het welbevindenspectrum. De studie is vandaag gepubliceerd in het toonaangevend wetenschappelijk tijdschrift Nature Genetics.
Daarnaast zijn nog twee studies waar het NTR aan bijgedragen heeft in hetzelfde tijdschrift uitgekomen; naar risicogedrag en naar tabak- en alcoholgebruik.
Prijs voor NTR-onderzoek naar astma en eczeem bij kinderen
11/01/2019
Chantal Kats ontving vorige week de Leo Meijler Prijs voor beste scriptie op het gebied van geneesmiddelveiligheid voor haar masteronderzoek binnen het Nederlands Tweelingen Register. Chantal onderzocht in hoeverre het gebruik van antibiotica op jonge leeftijd (0-2 jaar) kan leiden tot het ontwikkelen van astma of eczeem. Dankzij de gegevens van tweelingen in het Nederlands Tweelingen Register kon er in de analyses gecorrigeerd worden voor genetische en omgevingsfactoren. De resultaten van het onderzoek suggereren dat het aangetoonde verband tussen antibioticagebruik op jonge leeftijd en het ontwikkelen van astma en eczeem niet door omgevingsfactoren en genetische factoren beïnvloed wordt. Mogelijk leidt antibioticagebruik op jonge leeftijd tot de ontwikkeling van astma en eczeem bij kinderen. Dit onderzoek is in samenwerking met de afdeling Longgeneeskunde van het AmsterdamUMC onder begeleiding van prof. dr. Anke-Hilse Maitland-van der Zee, prof. dr. Dorret Boomsma, dr. Susanne Vijverberg, dr. Toos van Beijsterveldt en Elise Slob gedaan.
De prijs wordt jaarlijks uitgereikt voor de beste scriptie of publicatie op het gebied van geneesmiddelveiligheid aan een student farmacie, geneeskunde of gezondheidswetenschappen. De prijs wordt mogelijk gemaakt door het Nederlands Bijwerkingenfonds en is vernoemd naar prof. Leopold Meijler, pionier in het onderzoek naar de bijwerkingen van geneesmiddelen en de auteur van het standaardwerk 'Side Effects of Drugs' dat voor het eerst in 1951 gepubliceerd werd.
BBMRI-omics wint Nederlandse Dataprijs 2018
05/12/2018
Op 28 november mocht LUMC-onderzoeker Bas Heijmans namens de BBMRI-Omics partners de Nederlandse Dataprijs 2018 in ontvangst nemen uit handen van Stan Gielen, NWO- en juryvoorzitter van de Dataprijs 2018. In BBMRI-Omics hebben onderzoekers uit heel Nederland, waaronder onderzoekers van het Nederlands Tweelingen Register, grootschalige moleculaire gegevens samengebracht om sneller ziekteprocessen van veelvoorkomende aandoeningen in kaart te kunnen brengen. De wereldwijd unieke verzameling is publiek beschikbaar via de Biobanking and BioMolecular resources Research Infrastructure.
Jury vol lof over samenwerking onderzoeksinstellingen op omics-data
‘Het is een unieke samenwerking tussen de Nederlandse onderzoekscentra met biobanken’ en ‘de dataset geeft een nieuwe dimensie aan het gebruik van data in de medische wetenschap’ aldus de jury van de Nederlandse Dataprijs 2018 in haar rapport. BBMRI-omics werd winnaar in de categorie ‘medische en levenswetenschappen’. De initiatiefnemers ontvingen een beeld en € 5.000 te besteden aan het nog toegankelijker maken van hun dataset. Bas Heijmans: ‘We zijn vereerd met deze fantastische erkenning voor het werk van honderden onderzoekers uit heel Nederland. De € 5.000 euro komt op het goede moment. BBMRI-omics heeft kortgeleden een grote update gehad en daarom willen we trainingen geven aan jonge onderzoekers zodat ze nog meer uit de gegevens kunnen halen.’ De jury juicht dit initiatief van harte toe.
Behandeling ziekten stap dichterbij door dataset BBMRI-Omics
Wat moleculair omics-onderzoek bijzonder maakt is dat het de structuur en activiteit van alle genen in ons DNA gelijktijdig bestudeert in grote biobanken waar duizenden mensen vrijwillig gegevens aan afstaan. Zo kunnen processen van ziekte en gezondheid tot in het kleinste detail ontrafeld worden. Dit heeft nu al geresulteerd in tientallen wetenschappelijke publicaties die stap voor stap het gericht voorkomen en behandelen van ziekten zoals spijsverteringsaandoeningen en hart- en vaatziekten dichterbij brengen. Met BBMRI-Omics hebben Nederlandse onderzoekers daarnaast cruciale expertise opgebouwd die noodzakelijk is voor de toekomst in het moleculaire big data-onderzoek. Zo wordt de omics-data nu geïntegreerd met MRI en medicatiedata. Met deze kennis wordt de weg naar gezondheidszorg op maat (personalised medicine) steeds korter.
Meer informatie over BBMRI-Omics en toegang tot de data staat op de website van de Biobanking and BioMolecular resources Research Infrastructure (BBMRI).
Eerste genetische locaties voor zingeving ontdekt
02/10/2018
Voor het eerst zijn er plekken op het menselijke genoom (de totale erfelijke aanleg) gevonden die verschillen in zingeving tussen mensen kunnen verklaren. Dit blijkt uit onderzoek van hoogleraar Meike Bartels en promovendus Bart Baselmans van de Vrije Universiteit Amsterdam onder 220.000 mensen. De onderzoekers vonden twee genetische varianten voor zingeving en zes genetische varianten voor geluk. De resultaten zijn deze week gepubliceerd in het tijdschrift Scientific Reports.
Het feit dat er genetische varianten voor zingeving zijn gevonden geeft aan dat iedereen anders is en dat verschillen tussen mensen in complexe processen als zingeving voor een deel komen door aangeboren verschillen. VU-hoogleraar Meike Bartels: “We leven in een maatschappij waar iedereen alles moet kunnen, hetzelfde moet kunnen bereiken, en mensen steeds meer nadenken over de zin van het leven. Als we een beter beeld hebben van de oorzaken van verschillen tussen mensen kunnen we die informatie gebruiken om mensen te helpen die zich minder gelukkig voelen of stoeien met de zin van het bestaan. Tevens vinden we dat er omgevingsfactoren zijn die wel belangrijk zijn voor geluksgevoel maar niet voor zingeving en vice versa. In de toekomst willen we graag uitzoeken welke omgevingsfactoren dit zijn.”
Individuele verschillen
Eerder onderzoek heeft aangetoond dat individuele verschillen in geluk en welbevinden gedeeltelijk kunnen worden toegeschreven aan genetische verschillen tussen mensen. Ook werden een aantal jaar geleden de eerste genetische varianten voor geluk gevonden. Baselmans: “Deze resultaten laten zien dat genetische verschillen tussen mensen niet alleen een rol spelen bij verschillen in geluksgevoel, maar ook wel degelijk bij verschillen in zingeving. Onder zingeving verstaan we dan het zoeken naar de zin, de bedoeling, of het doel van het leven.”
220.000 DNA-samples
Alle mensen die aan het onderzoek deelnamen zijn onderdeel van de UKBiobank en hebben een DNA sample afgestaan en een vragenlijst ingevuld. Bartels: “Vervolgens hebben wij getest welke genetische varianten in het DNA leiden verschillen in zingeving.” De genetische varianten komen vooral tot uiting in het centrale zenuwstelsel waar voornamelijk het brein bij betrokken is.
44 genoomvarianten bij depressie gevonden
30/04/2018
Een nieuw onderzoek met de gegevens van ruim 135.000 mensen met een ernstige depressie en meer dan 300.000 zonder depressie heeft 44 genoomvarianten gevonden die een significante samenhang laten zien met depressie. Van deze 44 varianten zijn er 30 nieuw ontdekt en 14 zijn al in eerdere studies gevonden.
Dit baanbrekende onderzoek is het resultaat van een jarenlange internationale samenwerking met 200 onderzoekers die mondiaal samenwerken binnen het Psychiatric Genomics Consortium. VUmc en VU zijn vanaf het begin nauw betrokken bij dit project, onder meer met NESDA (Nederlandse Studie naar Angst en Depressie) en NTR (Nederlands Tweelingen Register).
VUmc hoogleraar Brenda Penninx van de NESDA-studie: “Dit onderzoek bevestigt de waarde van grootschalige samenwerking in het identificeren van de genetische basis van een complex ziektebeeld zoals depressie waarbij zowel omgeving als genetische kwetsbaarheid een belangrijke rol spelen. Ook laat deze studie de genetische achtergrond van depressie zien en biedt het daarmee biologische aanknopingspunten die kunnen leiden tot nieuwe en betere preventie- of behandelstrategieën”.
Al jaren zoeken wetenschappers naar de genetische aanleg voor zware depressies. Dit onderzoek, de grootste genetische associatie studie van erfelijke risicofactoren voor depressie geeft een diepere blik en meer inzicht in deze ziekte waaraan veel mensen lijden. Mogelijk komt met verder onderzoek een behandeling en zelfs de preventie van ernstige depressies dichterbij. VU-hoogleraar biologische psychologie Dorret Boomsma van het NTR benadrukt ook het belangrijke resultaat van de studie. “Depressie zit vaak, maar niet altijd, in de familie. Genetica biedt hiervoor de beste verklaring. Deze onderzoeksresultaten onderbouwen de bevindingen uit familie- en tweelingonderzoek dat erfelijke aanleg een rol speelt bij het ontstaan van depressie. Dit is voor patiënten en hun gezinsleden belangrijke informatie. Ook als alles mee lijkt te zitten in iemands externe omstandigheden kan er toch een depressie optreden”.
De resultaten zijn gepubliceerd in Nature Genetics.
Van goed lezen gaan kinderen meer lezen, en niet andersom
09/04/2018
Kinderen die boeken verslinden zijn meestal goede lezers, en kinderen die zelden een boek lezen hebben vaak dyslexie. Is hun leesvaardigheid het gevolg van hoeveel ze geoefend hebben? Of pakken goede lezers liever een boek dan dyslectici? Psychologen en gedragsgenetici van de Vrije Universiteit Amsterdam, in samenwerking met de Universiteit van Oxford, onderzochten dit bij 6.000 zevenjarige tweelingparen. Ze ontdekten dat hoe goed kinderen lezen beïnvloedt hoeveel ze lezen, en niet andersom. Daarnaast blijkt dat hoe goed kinderen lezen erfelijk is, terwijl hoeveel ze lezen door zowel genen als omgeving wordt beïnvloed.
Kip-en-ei
Goede lezers lezen allemaal wel eens in hun vrije tijd een boek, en bijna de helft zelfs elke dag. Bij de groep met leesproblemen leest maar één op de vijf dagelijks, en één op de tien leest helemaal nooit. Dat hoeveel je iets oefent en hoe goed je erin bent samenhangt was bekend, maar deze studie lijkt voor lezen het kip-en-ei probleem op te lossen. Dit was mogelijk doordat de onderzoekers met slimme statistiek gebruik maakten van de grote hoeveelheid tweelingdata met de daarin opgenomen informatie over erfelijkheid. De studie is gepubliceerd in het Journal of Child Psychology and Psychiatry.
Dyslexie is erfelijk
Leesvaardigheid blijkt erfelijk. Verschillen tussen kinderen in erfelijke aanleg verklaren grotendeels verschillen in leesvaardigheid. Leesvaardigheid beïnvloedt vervolgens hoeveel kinderen in hun vrije tijd lezen. “Kinderen hebben dus niet dyslexie omdat ze na school liever wat anders doen dan lezen. Dat neemt niet weg dat kinderen met (aanleg voor) dyslexie wel degelijk baat hebben bij extra hulp en gericht oefenen.” aldus biologisch psycholoog Elsje van Bergen.
Erfelijkheidsonderzoek bij tweelingen
Ouders van zevenjarige tweelingen beantwoordden bij het Nederlands Tweelingen Register vragen over hoeveel en hoe goed hun kinderen lezen. De leerkrachten gaven ook aan hoe goed de kinderen lezen en hoe goed ze scoren op toetsen voor leessnelheid. Het bijzondere aan gegevens over tweelingen is dat je de bijdrage van genen en omgeving aan individuele verschillen kunt onderzoeken. Eeneiige tweelingen hebben precies dezelfde genetische code geërfd van hun ouders, terwijl twee-eiige tweelingen genetisch gezien gewone broers en zussen zijn. Eeneiige tweelingen lijken meer op hun tweelingbroer- of zus in hun lezen dan twee-eiige tweelingen. Dit verschil was groter voor leesvaardigheid dan leeshoeveelheid, waaruit blijkt dat leesvaardigheid ‘erfelijker’ is.
Elsje van Bergen ontving in 2015 een Veni van NWO. Kijk ook op www.evanbergen.com.